Wet diverse fiscale bepalingen zet de puntjes op de "i"
In het Belgisch Staatsblad van 15 juli 2022 is een wet houdende diverse fiscale bepalingen gepubliceerd. Deze wet bevat voornamelijk technische aanpassingen en tekstuele verbeteringen in bestaande wetgeving. Toch zijn er ook nieuwigheden te melden. Deze werden hieronder voor u op een rijtje gezet.
BBIB en BBIO
In januari 2022 werd het bijzonder stelsel voor ingekomen belastingplichtigen en onderzoekers ingevoerd. Om hiervan gebruik te kunnen maken moet de werkgever een aanvraag indienen bij de fiscus binnen de 3 maanden vanaf de indiensttreding van de betrokken werknemer.
Er wordt nu verduidelijkt dat een laattijdige indiening niet meer zal worden onderzocht ter goedkeuring van het stelsel. Zo’n aanvraag komt dus te “vervallen”.
Omdat het gaat om een nieuw systeem, voorziet de wet nu echter in een versoepeling van deze termijn: aanvragen kunnen niet vóór 30 september 2022 vervallen. Men krijgt dus wat meer tijd om de aanvraag in te dienen.
Bovenstaande versoepeling geldt ook voor de aanvragen tot verlenging van het stelsel (na afloop van de eerste termijn van 5 jaar, te rekenen vanaf de start van de opdracht van de betrokkene in ons land).
Verhoogde kostenaftrek voor publiek toegankelijke laadstations
Wie investeert in laadstations voor elektrische wagens die publiek toegankelijk zijn, kan genieten van een verhoogde kostenaftrek. Om tegemoet te komen aan de vertraging in de levering van de laadstations ten gevolge van de coronapandemie wordt de termijn waarin de verhoogde aftrek van 200% van toepassing is, verlengd. De oorspronkelijke einddatum van 31 december 2022 wordt opgeschoven naar 31 maart 2023.
Tegelijk wordt de aanmeldingsplicht voor die verhoogde kostenaftrek opgeheven.
Er wordt tot slot nog verduidelijkt dat deze verhoogde kostenaftrek niet kan worden gecumuleerd met de investeringsaftrek.
Seizoenarbeid
Buitenlandse seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw betalen een bevrijdende voorheffing op voorwaarde dat zij (uiterlijk op de dag van de eerste betaling van het loon) een woonplaatsattest bezorgen aan de werkgever. Tot voor kort moest een afschrift van dat attest worden bezorgd aan de fiscus, uiterlijk op 1 maart volgend op het inkomstenjaar. Omwille van administratieve vereenvoudiging zal de werkgever voortaan het attest ter beschikking moeten houden van de fiscale administratie en het niet meer moeten opsturen.
Er wordt ook verduidelijkt dat wanneer een seizoenarbeider gespreid over het belastbare tijdperk méér dan één keer wordt tewerkgesteld bij dezelfde werkgever met verschillende contracten voor seizoenarbeid, hij telkens een woonplaatsattest moet overhandigen aan die werkgever.
Mobiliteitsbudget
Vooreerst wordt door een technische wijziging verduidelijkt dat de uitgaven in pijler 2 van het mobiliteitsbudget wel degelijk vrijgesteld zijn van belastingen. Het was steeds de bedoeling om die uitgaven vrij te stellen, maar de vorige wettekst gaf aanleiding tot discussies.
Vervolgens wordt de niet-cumulatie van een premie, toegekend voor verplaatsingen te voet of met behulp van voortbewegingstoestellen in combinatie met het mobiliteitsbudget, weer opgeheven. Men heeft nl. geoordeeld dat het cumulverbod te streng is en kan leiden tot een strengere fiscale behandeling van de voetgangerspremie dan van bijvoorbeeld de fietsvergoeding of de tegemoetkoming in de verplaatsingskosten met een eigen auto. Bijgevolg kan de werkgever toch opnieuw een vrijgestelde vergoeding toekennen voor de verplaatsing van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling, wanneer hij dit voorheen reeds deed toen de werknemer over een bedrijfswagen beschikte.
Verhoging maximumbedrag fiscale werkbonus
Het basisbedrag van de maximale fiscale werkbonus verhoogt vanaf aanslagjaar 2023 van 515 EUR naar 530 EUR. Bijgevolg stijgt het geïndexeerd bedrag van 880 EUR naar 910 EUR. Op die manier komt men tegemoet aan de hoge inflatie van de afgelopen maanden.
Overgangsregeling jonge sportbeoefenaars
Het begrip “jonge sporter” werd onlangs geüniformeerd, waardoor de leeftijd van 23 jaar voortaan geldt voor zowel de afzonderlijke tarieven als voor de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
Er werd in een overgangsmaatregel voorzien voor de jongeren die op de datum van inwerkingtreding van de maatregel 23, 24 of 25 jaar zijn, maar deze werd fout geformuleerd. Dat wordt nu rechtgezet met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022.
Netto overuren in de openbare sector
In principe moet voor overuren in de openbare sector inhaalverlof worden toegekend, behalve wanneer het gaat om “onvoorziene omstandigheden die dringende maatregelen vragen”. In dat geval kan mits het akkoord van de werknemer een financiële compensatie worden toegekend.
Het systeem van de netto overuren (‘relance overuren’) cf. van toepassing in de privé sector, is echter niet van toepassing op de openbare sector (t.t.z. diegenen die vallen onder de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector).
Daar komt nu verandering in: de overuren gepresteerd in de periode van 1 april 2020 tot 30 juni 2021 worden alsnog vrijgesteld van belastingen, op voorwaarde dat er voor die overuren geen bezoldigingen worden toegekend die hoger zijn dan het normale uurloon.
De vrijstelling geldt voor maximum 120 overuren die werden gepresteerd in de periode van 1 april 2020 tot 31 december 2020 en voor maximum 120 overuren die werden gepresteerd in de periode van 1 januari 2021 tot 30 juni 2021.
Het maximum van 120 overuren geldt, wat de in 2020 gepresteerde overuren betreft, voor de overuren in de openbare sector en de bijkomende vrijwillige overuren in de kritieke sectoren en in de cruciale sectoren samen.
Het maximum van 120 overuren geldt, wat de in 2021 gepresteerde overuren betreft, voor overuren in de openbare sector, de bijkomende vrijwillige overuren in de cruciale sectoren en de relance-uren samen.
De manier waarop het contingent vrijgestelde overuren wordt aangerekend, is dezelfde als voor de bijkomende vrijwillige overuren in de kritieke en cruciale sectoren en de relance-uren. Op die manier kunnen alle “netto-overuren” onder dezelfde codes op de fiches en in de aangifte worden opgenomen.
Deze vrijgestelde bezoldigingen moeten vermeld worden op de berekeningsnota bij het aanslagbiljet in de personenbelasting.
Het is mogelijk dat de in 2020 gepresteerde overuren pas werden uitbetaald in 2021. Er wordt opgemerkt dat deze bezoldigingen alsnog niet als achterstallen kunnen worden beschouwd.
Opmerking: de overuren die op grond van bovenstaande nieuwe regels kunnen worden vrijgesteld voor een bepaald aanslagjaar, moeten ook in mindering worden gebracht van het aantal overuren in de horeca waarvoor een vrijstelling kan worden verleend voor het betrokken aanslagjaar.
Bron:
- Wet 5 juli 2022 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 15 juli 2022, 56392.
Dit bericht delen: