Werknemer aan zet voor opbouw vrij aanvullend pensioen
In onze Nieuwsflash van 23 november 2018 werd het wetsontwerp voor opbouw van een vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) besproken.
Deze wet tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen werd nu ook in het Belgisch Staatsblad van 24 december 2018 gepubliceerd, met een voorziene inwerkingtreding op 27 maart 2019.
De werkgever zal hierdoor - op verzoek van een individuele werknemer – bijdragen voor het VAPW van het nettoloon moeten inhouden en doorstorten aan de door de werknemer gekozen pensioeninstelling.
We nemen de basis van deze nieuwe wetgeving even met u door:
Afsluiten van een pensioenovereenkomst
De werknemer kan zelf een pensioenovereenkomst afsluiten met de pensioeninstelling van zijn keuze. De werknemer kiest dan voor elk opbouwjaar – binnen de wettelijke grenzen - het bedrag van de inhoudingen. Deze bedragen worden ten laste van de werknemer op diens loon ingehouden door de werkgever, die ze dan doorstort naar de pensioeninstelling.
De pensioenovereenkomst legt ook de pensioenleeftijd vast. Deze moet minimaal worden vastgelegd op de wettelijke minimumleeftijd die geldt op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst.
Inhouding op het loon
Minstens twee maanden op voorhand moet de werknemer zijn werkgever op de hoogte brengen over de te verrichten inhoudingen, maar ook over elke wijziging of zelfs de stopzetting van het VAPW. Hierbij deelt hij zijn werkgever volgende gegevens mee:
- Bedrag en periodiciteit van de inhouding;
- Attest van de pensioeninstelling die bevestigt dat een VAPW werd afgesloten, met vermelding van:
- De identiteit, het adres en de bankgegevens van de pensioeninstelling;
- De contactgegevens bij de pensioeninstelling;
- Alle overige gegevens die van belang zijn voor de uit te voeren inhouding.
Wordt de arbeidsovereenkomst beëindigd, dan stopt ook automatisch elke inhouding.
De werknemer kan binnen bepaalde grenzen het bedrag van de inhouding zelf bepalen. Jaarlijks moet hij dit bepalen.
Het maximaal bedrag dat gespaard kan worden in het kader van het aanvullend pensioensparen is het verschil tussen:
- 3 % van het referentieloon*
Als er geen referentieloon voorhanden is of het resultaat van de berekening lager is dan 1600 EUR, wordt het bedrag van 1600 EUR in aanmerking genomen. - en de eventuele pensioenopbouw (de verandering van de pensioenreserve) tijdens de referentieperiode als werknemer in de tweede pensioenpijler.
Het *referentieloon is het totale brutoloon dat onderworpen is aan sociale zekerheidsbijdragen van de werknemer in de loop van het tweede jaar dat voorafgaat aan het jaar van opbouw en opgenomen is op de individuele rekening.
Elk jaar bezorgt de pensioeninstelling een pensioenfiche die o.a. het bedrag van de verworven reserves op 1 januari van het betrokken jaar bevat, het bedrag van de prestatie op de pensioenleeftijd, bij overlijden vóór de pensioenleeftijd, het actuele financieringsniveau, …
Bron:
- Wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen, BS 27 december 2018, 103277.
Dit bericht delen: