Verenigingswerk: hogere maandgrens in de sportsector is een feit!
Sinds 15 juli 2018 is het voor werknemers die minstens 4/5e werken, zelfstandigen in hoofdberoep en gepensioneerden mogelijk om bij te verdienen in verenigingswerk, occasionele dienstverlening aan particulieren en deeleconomie, zonder dat daarop belastingen of sociale bijdragen verschuldigd zijn.
De inkomsten uit verenigingswerk, occasionele dienstverlening aan particulieren en activiteiten van deeleconomie samen mogen niet meer dan 6.000 EUR (niet-geïndexeerd) op jaarbasis bedragen. De inkomsten uit verenigingswerk en occasionele dienstverlening aan particulieren samen mogen niet meer dan 500 EUR (niet-geïndexeerd) per maand bedragen.
Worden de grenzen overschreden, dan worden de inkomsten toch als beroepsinkomsten beschouwd.
Hogere maandgrens in de sportsector
In het Belgisch Staatsblad van 10 januari 2019 werd het koninklijk besluit gepubliceerd dat voorziet in een verhoogde maandgrens voor de sportsector, meer bepaald voor volgende activiteiten:
- animator, leider, monitor of coördinator die sportinitiatie en/of sportactiviteiten verstrekt;
- sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester, seingever bij sportwedstrijden.
De maandgrens wordt voor bovenvermelde activiteiten verhoogd met 1/12de van de (geïndexeerde) jaargrens. Via deze afwijking wordt het mogelijk om de maandvergoeding voor deze functies te verhogen tot 1.000 EUR per maand, zonder daarbij het vooropgestelde jaarplafond van 6.000 EUR te overschrijden.
Gezien de specifieke seizoensgebonden activiteiten in de sportsector is een verhoging van het maandplafond te verantwoorden. Dit moet ervoor zorgen dat de organisatie van specifieke seizoensgebonden activiteiten in de sportsector, zoals sportkampen, stages en intensievere trainingsperiodes in functie van belangrijke wedstrijden, niet wordt bemoeilijkt.
De jaargrens van 6.000 EUR (niet-geïndexeerd) blijft wel verder van toepassing.
Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2019.
Bron:
- KB 21 december 2018 tot uitvoering van artikel 12, § 3, tweede lid, van de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie, BS 10 januari 2019, 796.
Dit bericht delen: