Provisie vakantiegeld 2025
De bedragen van de voorzieningen voor vakantiegeld 2025 die in de balansen op 31 december 2024 werden geboekt en die als beroepskosten kunnen worden aanvaard zijn definitief bekend.
De voorzieningen voor het vakantiegeld 2025 worden als beroepskosten aanvaard in de mate dat zij niet meer bedragen dan:
- 18,20 % van de vaste en veranderlijke bezoldigingen die in 2024 zijn toegekend aan bedienden die het voordeel van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers genieten, verminderd met het aanvullend vakantiegeld dat in 2024 is toegekend (1). Er moet enkel rekening worden gehouden met de normale en periodieke bezoldigingen, met uitsluiting van het vakantiegeld en de eindejaarspremie;
- 10,27 % van 108/100 van de lonen die in 2024 zijn toegekend aan arbeiders en leerlingen die het voordeel van diezelfde wetgeving genieten.
(1) Het betreft het vakantiegeld voor de dagen waarop bedienden aanvullende vakantie hebben genomen omdat zij bij aanvang of hervatting van de activiteit nog geen recht hadden op gewone vakantie. Dat aanvullende vakantiegeld stemt overeen met het gewone loon voor de genomen dagen aanvullende vakantie en wordt gefinancierd door een voorafname op het wettelijk dubbel vakantiegeld van het volgende jaar.
Flexiloon en flexivakantiegeld
Het flexiloon en het flexivakantiegeld dat in 2024 werd toegekend aan flexi-jobwerknemers wordt niet opgenomen in de berekeningsgrondslag. De werkgever moet immers het flexivakantiegeld samen met het flexiloon uitbetalen.
Toekomstige boekjaren
Behoudens tegenbericht blijven voormelde bepalingen mutatis mutandis van toepassing op de balansen van toekomstige boekjaren.
Bron:
- Circulaire 2025/C/15 over de in balans geboekte bedragen voor de uitbetaling van het vakantiegeld van het personeel.
Dit bericht delen: