Probleem Belgische vakantiewetgeving dooreengeschud!
Eerder stonden we uitgebreid stil bij de op til staande wijzigingen aan de vakantiewetgeving.
Met deze aanpassingen beoogt men de Belgische vakantiewetgeving meer in overeenstemming te brengen met de Europese richtlijnen en rechtspraak.
Ontdek hieronder de krijtlijnen!
Beperkte overdracht van niet opgenomen wettelijke vakantie mogelijk
Situatie tot en met 31 december 2023
Vakantierechten worden opgebouwd op basis van de prestaties en/of de gelijkgestelde afwezigheden in het voorgaande kalenderjaar, ook wel het vakantiedienstjaar genoemd. Onder de gelijkgestelde afwezigheden begrijpen we onder meer de feestdagen, de wettelijke vakantiedagen, opname van moederschapsverlof en de dagen klein verlet.
Deze vakantiedagen moeten binnen de 12 maanden na het einde van het vakantiedienstjaar opgenomen worden.
Indien een bediende door redenen onafhankelijk van zijn wil niet alle vakantiedagen opneemt, moeten deze door de werkgever uitbetaald worden. Dit kan zich onder andere voordoen door ziekte of opname van zwangerschapsverlof.
Deze dagen kunnen niet overgedragen worden naar het volgende jaar.
Voor een bediende die daarentegen zelf opteert om zijn vakantiedagen niet volledig op te nemen, geldt geen verplichting tot betaling van vakantiegeld door de werkgever.
Een arbeider behoudt het vakantiegeld ontvangen via de vakantiekas. Er moet geen terugbetaling door de arbeider plaatsvinden voor de niet-opgenomen vakantiedagen.
Situatie vanaf 1 januari 2024
De gewijzigde vakantiereglementering laat de bepaling van de vakantieduur ongemoeid.
Vakantiedagen moeten in principe nog steeds worden opgenomen binnen de 12 maanden na het einde van het vakantiedienstjaar. Concreet moeten de in 2022 opgebouwde vakantierechten uiterlijk op 31 december 2023 opgenomen worden.
Dit principe wordt vanaf 1 januari 2024 evenwel genuanceerd.
Werknemers die in de onmogelijkheid zijn om alle wettelijke vakantiedagen op te nemen, kunnen deze in de hieronder vermelde situaties opnemen in de 24 maanden na het einde van het vakantiejaar:
- een arbeidsongeval of beroepsziekte, aanleiding gevend tot schadeloosstelling;
- een gewoon ongeval of gewone ziekte;
- een moederschapsrust;
- het vaderschapsverlof (ook gekend onder de benaming ‘omgezette moederschapsrust’);
- een profylactisch verlof;
- een geboorteverlof;
- een adoptieverlof;
- pleegzorgverlof;
- pleegouderverlof.
Voorbeeld: een werknemer die op 11 november 2024 ziek wordt voor 3 maanden kan de nog niet opgenomen vakantiedagen uiterlijk opnemen op 31 december 2026.
Hierdoor vervalt het principe dat de wettelijke vakantie 4 weken niet mag overschrijden in bovenstaande situaties.
De opname van de overgedragen vakantiedagen gebeurt in overleg tussen werkgever en werknemer rekening houdend met het welzijn van de werknemer en de arbeidsorganisatienoden.
Voor bedienden dient de werkgever de niet opgenomen vakantiedagen in de hierboven vermelde situaties nog steeds uiterlijk op 31 december van het vakantiejaar uit te betalen. Deze uitbetaling kan voor de eerste maal plaatsvinden in december 2024.
Aangezien een arbeider zijn vakantiegeld al ontvangen heeft in de loop van het vakantiejaar, moet er geen betaling meer gebeuren van de niet opgenomen dagen in december.
De niet opgenomen wettelijke vakantiedagen in de hierboven vermelde situaties kunnen bij een nieuwe werkgever opgenomen worden. Hierdoor moet het vakantieattest in de toekomst uitdrukkelijk melding maken van het aantal overgedragen wettelijke vakantiedagen.
Samenloop jaarlijkse vakantie met bepaalde afwezigheden
Situatie tot en met 31 december 2023
Bepaalde dagen van arbeidsonderbreking mogen nooit op de jaarlijkse vakantie worden aangerekend.
Het gaat hierbij onder andere om:
- moederschapsrust;
- vaderschapsverlof;
- deelneming aan cursussen of studiedagen gewijd aan de sociale promotie.
Bepaalde afwezigheden mogen daarentegen niet aangerekend worden op de jaarlijkse vakantie, tenzij de afwezigheid zich voordoet tijdens de jaarlijkse vakantie:
- arbeidsongeval of beroepsziekte;
- een gewoon ongeval of gewone ziekte;
- vervullen van militieverplichtingen;
- vervullen van burgerverplichtingen zonder behoud van loon;
- het vervullen van een openbaar mandaat;
- de uitoefening van de functie van rechter in sociale zaken;
- het vervullen van een syndicale opdracht;
- een lock-out;
- een profylactisch verlof;
- de volledige werkverwijdering als maatregel van moederschapsbescherming;
- het gecumuleerde totaal van de borstvoedingspauzes cf. cao nr. 80 van 27 december 2001, gesloten in de NAR en bindend verklaard bij KB van 21 januari 2002, die een recht op borstvoedingspauzes invoert;
- pleegouderverlof.
Zo kan een werknemer waarvan de ziekte zich voordoet tijdens zijn vakantieperiode, deze vakantiedagen niet op een later tijdstip opnemen. Hij verliest de vakantiedagen die samenvallen met de ziekte.
Situatie vanaf 1 januari 2024
Vanaf 1 januari 2024 mogen de volgende afwezigheden nooit meer aangerekend worden op de jaarlijkse vakantiedagen:
- arbeidsongeval en beroepsziekte;
- een gewoon ongeval of gewone ziekte;
- moederschapsrust;
- vaderschapsverlof (ook gekend onder de benaming ‘omgezette moederschapsrust’);
- deelneming aan cursussen of studiedagen gewijd aan de sociale promotie;
- profylactisch verlof;
- geboorteverlof;
- adoptieverlof;
- pleegzorgverlof;
- pleegouderverlof.
Hierdoor zal een werknemer die ziek wordt tijdens zijn jaarlijkse vakantie vanaf 1 januari 2024 de niet genoten wettelijke verlofdagen later in het vakantiejaar kunnen opnemen onder bepaalde voorwaarden. Ontwerpwetgeving voorziet hierin.
De hieronder vermelde afwezigheden mogen niet aangerekend worden op de jaarlijkse vakantie, tenzij de afwezigheid zich voordoet tijdens de jaarlijkse vakantie:
- vervullen van militieverplichtingen;
- vervullen van burgerplichten zonder behoud van loon;
- vervullen van een openbaar mandaat;
- uitoefening van de functie van rechter in sociale zaken;
- vervullen van een syndicale opdracht;
- lock-out;
- een volledige werkverwijdering als maatregel van moederschapsbescherming;
- het gecumuleerde totaal van de borstvoedingspauzes cf. cao nr. 80 van 27 december 2001.
Indien één van deze afwezigheden zich voordoen tijdens de vakantie, kan de werknemer de vakantiedagen niet later opnemen. Hier wordt dus nog steeds het adagium ‘eerste schorsing primeert’ toegepast.
Bron:
- Koninklijk besluit van 8 februari 2023 tot wijziging van de artikelen 3, 35, 46, 60, 64, 66 en 68 en de invoering van een artikel 67bis in het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, BS 16 maart 2023.
Dit bericht delen: