Opent iedere werknemer binnenkort het recht op betaalde feestdagen van de deelstaten?
Recent gaf de NAR zijn advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
Hiermee geeft men uitvoering aan de volgende passage in het regeerakkoord “De deelstaten krijgen de mogelijkheid om van hun feestdag een betaalde feestdag te maken. Dit wordt georganiseerd zonder budgettaire meerkost”.
Hoofdlijnen vooropgestelde regeling
Ontwerpwetgeving voorziet in een bijkomende regionale feestdag die wordt toegekend op basis van de exploitatiezetel van de werkgever.
Concreet betekent dit het volgende:
- Werknemers die tewerkgesteld zijn in een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest, zullen als regionale feestdag de feestdag van de Vlaamse Gemeenschap krijgen;
- Werknemers die tewerkgesteld zijn in een exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zullen als regionale feestdag de bij ordonnantie vastgestelde feestdag van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben;
- Werknemers die tewerkgesteld zijn in een exploitatiezetel in het Waalse Gewest, zullen de maandag volgend op de bij decreet vastgestelde feestdag van het Waalse Gewest als regionale feestdag hebben.
Standpunt van de Raad
De leden die de werknemers- en werkgeversorganisaties vertegenwoordigen, namen omtrent deze ontwerpwetgeving geen eenparig standpunt in.
Leden die werknemersorganisaties vertegenwoordigen
De werknemersorganisaties scharen zich achter de principes van de voorgestelde ontwerpwetgeving.
Ze merken op dat het voor bepaalde sectoren of ondernemingen aangewezen kan zijn om de deelstatelijke feestdag op een andere manier vast te leggen.
De deelstatelijke feestdag zou zo via een sectorale cao bepaald kunnen worden, bij ontstentenis daarvan door een ondernemings-cao.
Bij ontstentenis van een cao, zou de deelstatelijke feestdag door de ondernemingsraad kunnen wordt vastgelegd en, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, in akkoord tussen de syndicale delegatie en de werkgever.
Zo niet, geldt de deelstatelijke feestdag zoals vastgelegd in het voorliggende ontwerp van KB.
Leden die werkgeversorganisaties vertegenwoordigen
De werkgeversorganisaties gaan niet akkoord met de bindende en uniforme toevoeging van een 11de wettelijke betaalde feestdag.
Ze onderstrepen dat ze steeds openstaan om op sector- of ondernemingsniveau afspraken te maken over een communautaire of regionale feestdag.
Bovendien onderlijnen de werkgeversorganisaties dat de invoering van een 11de wettelijke betaalde feestdag gepaard zal gaan met een budgettaire meerkost, wat in tegenspraak is met de passage van het federale regeerakkoord.
Ten slotte worden ook heel wat praktische problemen opgesomd. Zo houdt de vooropgestelde regeling geen afdoende rekening met specifieke situaties die zich in een onderneming kunnen voordoen. Ondernemingen en sectoren zijn immers het best geplaatst om te oordelen wanneer een bijkomende feestdag vastgelegd wordt.
Pendelaars die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werken, maar in het Vlaams of Waals Gewest wonen, zullen een regionale feestdag hebben die niet zal samenvallen met de dag waarop de school van hun kinderen gesloten is. Een gelijkaardig probleem zal zich voordoen in het Waals Gewest.
Omwille van bovenvermelde redenen spreken de werkgeversorganisaties zich negatief uit over de ontwerpwetgeving.
Bron:
- Advies 2276 van 22.02.2022 ‘Betaalde feestdagen – Ontwerp van koninklijk besluit’.
Dit bericht delen: