Grenzen loonbeslag en loonoverdracht wijzigen hoogstwaarschijnlijk vanaf 1 oktober 2021
Vanaf eind 2020 werden de drempels voor loonbeslag en loonoverdracht tijdelijk opgetrokken tot en met 30 september 2021.
Indien deze maatregel niet op de valreep nog verlengd zal worden, zullen de grensbedragen wijzigen vanaf 1 oktober 2021.
Deze grensbedragen voor beroepsinkomsten gelden voor:
- de bedragen uitgekeerd ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst, een leerovereenkomst, een statuut, een abonnement;
- de bedragen uitgekeerd aan personen die tegen loon onder het gezag van een ander persoon arbeid verrichten buiten een arbeidsovereenkomst;
- het vakantiegeld betaald krachtens de wetgeving op de jaarlijkse vakantie.
Voor beslag of overdracht vatbaar percentage |
Netto maandinkomen in 2021 (in EUR) |
Maximaal beslagbaar bedrag (in EUR) |
0 % |
Tot 1.149 EUR |
0 EUR |
20 % |
1.149,01 EUR – 1.235 EUR |
17,20 EUR |
30 % |
1.235,01 EUR – 1.362 EUR |
38,10 EUR |
40 % |
1.362,01 EUR – 1.490 EUR |
51,20 EUR |
100 % |
Meer dan 1.490 EUR |
Alles boven 1.490 EUR |
Het bedrag dat niet voor loonbeslag of loonoverdracht vatbaar is in geval van kinderen ten laste wordt op 71 EUR per kind ten laste gebracht.
Onder "kind ten laste" wordt verstaan elke persoon die de volle leeftijd van 25 jaar niet heeft bereikt of die valt onder het bewindregime, voor wie de titularis van de in beslaggenomen of overgedragen inkomsten ingevolge een verwantschap in eerste graad of in de hoedanigheid van zorgouder, op substantiële wijze voorziet in de kosten van huisvesting, onderhoud of opvoeding.
De financiële bijdrage in de kosten van huisvesting, onderhoud of opvoeding wordt, in ieder geval, voor substantieel aanzien wanneer het kind ten laste op duurzame wijze samenwoont met de titularis van de in beslaggenomen of overgedragen goederen, ook als dit niet uitsluitend en onafgebroken het geval is.
Kunnen niettemin niet aanzien worden als zijnde ten laste de kinderen die binnen twaalf maanden vóór de aangifte hebben beschikt over netto bestaansmiddelen die hoger zijn dan de volgende bedragen (2021):
- 3.259 EUR indien de ouder samenwonend is;
- 4.708 EUR indien de ouder alleenstaand is;
- 5.969 EUR indien het kind het statuut van gehandicapte persoon heeft.
Bron:
- Bericht over de indexering van de bedragen vermeld in artikel 1, vierde lid, van het koninklijk besluit van 27 december 2004 ter uitvoering van artikel 1409, § 1, vierde lid, en 1409, § 1bis, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek inzake de beperking van de inbeslagneming wanneer er kinderen ten laste zijn, BS 17 december 2020.
Dit bericht delen: