Circulaire verduidelijkt toepassingsvoorwaarden tijdelijke gedeeltelijke vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing corona
De tijdelijke gedeeltelijke vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing corona vormt één van de belangrijkste maatregelen om de gevolgen van de coronacrisis het hoofd te kunnen bieden.
Om toepassing te maken van deze maatregel moet de werkgever onder meer gedurende een ononderbroken periode van minstens 30 kalenderdagen tussen 12 maart 2020 en 31 mei 2020 (beide data inbegrepen) gebruik gemaakt hebben van het stelsel van tijdelijke werkloosheid. Omdat deze voorwaarde aanleiding gaf tot heel wat praktische vragen, gaat de circulaire 2020/c/135 hierop verder in. Aan de hand van diverse voorbeelden wordt deze notie verduidelijkt.
Daarenboven worden vennootschappen die zich in de periode van 12 maart 2020 tot 31 december 2020 in één van de hieronder vermelde situaties bevinden, uitgesloten van de maatregel:
- Inkoop van eigen aandelen of toekenning of uitkering van dividenden, met inbegrip van de uitkering van liquidatiereserves;
- Kapitaalvermindering of elke andere vermindering of verdeling van eigen vermogen hebben verricht;
- Een rechtstreekse deelneming aanhouden in een vennootschap die gevestigd is in een belastingparadijs;
- Betalingen hebben gedaan aan vennootschappen die gevestigd zijn in een belastingparadijs in de loop van het belastbare tijdperk voor een totaalbedrag van ten minste 100.000 EUR, tenzij deze betalingen werden verricht in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen die het gevolg zijn van rechtmatige financiële of economische behoeften.
De circulaire kan u hier raadplegen.
Bron:
- Circulaire 2020/c/135 over de tijdelijke vrijstelling doorstorting van de BV omwille van de COVID -19 pandemie – invoering van een specifieke maatregelen voor werkgevers die gebruik hebben gemaakt van het stelsel van tijdelijke werkloosheid.
Dit bericht delen: