Circulaire brengt verduidelijking m.b.t. het sociaal passief eenheidsstatuut arbeiders en bedienden
Een recente circulaire preciseert het sociaal passief. Door het aanleggen van een sociaal passief kan geanticipeerd worden op de kostprijs van potentiële ontslagen door het deels ten laste te leggen van het fiscaal resultaat.
Het totaal van de vrijstelling die voor een bepaalde werknemer genoten wordt, moet terug aan de winsten of baten worden toegevoegd op het ogenblik dat de werknemer het bedrijf verlaat.
Het op dat ogenblik aldus verhoogde resultaat kan dan worden verminderd met de eventuele kosten die effectief met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de werknemer gepaard zouden gaan.
Verduidelijking in aanmerking te nemen werknemers
Het sociaal passief kan aangelegd worden voor werknemers die bezoldigingen verkrijgen cf. art. 30,1° en 31 WIB 92 die een anciënniteit van 5 jaar hebben na 1 januari 2014.
Niettegenstaande de fiscus in een eerdere circulaire het toepassingsgebied van de maatregel beperkte tot werknemers die aan de Belgische sociale zekerheid onderworpen zijn, maakt de circulaire 2021/c/67 over de vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden daar komaf hiermee.
Aangezien deze toepassingsvoorwaarde niet voorzien is in de wetgeving, geldt dit vanaf de inwerkingtreding van de vrijstelling.
Daarnaast verduidelijkt de circulaire de notie ‘anciënniteit’. Als de arbeidsovereenkomst tussen een Belgische werkgever en een werknemer blijft doorlopen tijdens een tewerkstelling van laatstgenoemde in het buitenland, loopt ook de teller van zijn aantal dienstjaren bij die werkgever gewoon door.
Voor het bepalen van de dienstanciënniteit van de werknemer zijn bijgevolg noch de plaats van de tewerkstelling, noch het al dan niet onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheid van belang.
Verduidelijking referentiebezoldiging
In het kader van het sociaal passief kan 3 weken bezoldiging vrijgesteld worden vanaf het zesde tot en met het twintigste dienstjaar na 1 januari 2014. Vanaf het eenentwintigste dienstjaar dat na 1 januari 2014 is begonnen, is de vrijstelling beperkt tot één week bezoldiging.
Om te bepalen welke bezoldiging er in rekening genomen mag worden, moet er rekening gehouden worden met een al dan niet geplafonneerd gemiddelde bruto maandelijkse referentiebezoldiging.
De circulaire verduidelijkt nu dat het (enkel en dubbel) vakantiegeld van arbeiders en het dubbel vakantiegeld van bedienden niet in de referentiebezoldiging mogen opgenomen worden. Deze loonelementen maken immers geen deel uit van hun regelmatig toegekende normale maandelijkse bezoldiging.
Het enkel vakantiegeld van bedienden behoort daarentegen wel tot hun regelmatig toegekende normale maandelijkse bezoldiging en mag bijgevolg wel in de referentiebezoldiging opgenomen worden.
Omwille van budgettaire redenen werd beslist dat het bedrag van de vrijstelling die berekend werd voor een individuele werknemer gespreid moet worden over het belastbaar tijdperk zelf en de 4 volgende belastbare tijdperken, ten belope van 20 % per belastbaar tijdperk.
Duidelijkheid over verplichting indienen attest 281.78
Indien men beroep wenst te doen op het sociaal passief moet men jaarlijks de nominatieve lijst van tewerkgestelde werknemers met vermelding van een aantal relevante gegevens per werknemer elektronisch voorleggen aan de administratie via de toepassing belcotax-on-web.
Indien men het recht op de vrijstelling voor de 5-jarige cyclus wil openen, moet de werkgever voor het eerste van die vijf belastbare tijdperken altijd een attest 281.78 indienen. Deze verplichting speelt zelfs indien de werkgever in dat belastbaar tijdperk onvoldoende winst of baten heeft om de vrijstelling op aan te rekenen.
Indien de werkgever dit attest niet indient, kan hij de vrijstelling ook niet opeisen voor de volgende 4 belastbare tijdperken van de vijfjarige cyclus.
Ook voor de volgende vier belastbare tijdperken van die vijfjarige cyclus moet de werkgever een attest 281.78 indienen, behalve voor de belastbare tijdperken waarvoor hij aan zijn recht op vrijstelling wil verzaken.
Dit attest moet jaarlijks worden ingediend tegen de uiterste indieningsdatum (eventueel toegestaan uitstel inbegrepen) van de aangifte in de inkomstenbelasting waarin de werkgever de vrijstelling vraagt waarop die attesten betrekking op hebben.
Er gelden afwijkende modaliteiten voor vennootschappen die niet per kalenderjaar boekhouden. Deze mogen hun attesten 281.78 voor een aanslagjaar N (boekjaar N-1) – N) indienen tot de laatste van de volgende twee data:
- De uiterste indieningsdatum (eventueel toegestaan uitstel inbegrepen) van de aangifte van het aanslagjaar N;
- 30 maart van het jaar N +1.
Bron:
- Circulaire 2021/C/67 over de vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden.
Dit bericht delen: