Buitencontractuele aansprakelijkheid van de werknemer: wijzigingen die op 1 januari 2025 van kracht worden
Een wet van 7 februari 2024 wijzigt bepaalde regels betreffende de buitencontractuele aansprakelijkheid op burgerlijk vlak. De wijzigingen hebben onder meer betrekking op de buitencontractuele aansprakelijkheid van werknemers, d.i. hun aansprakelijkheid tegenover derden (bijv. klanten of leveranciers van de werkgever).
Ze treden in werking op 1 januari 2025 en zijn van toepassing op feiten met eventuele aansprakelijkheid tot gevolg die zich hebben voorgedaan na de inwerkingtreding van de wet van 7 februari 2024.
Hieronder vind je een korte stand van zaken.
Immuniteit van aansprakelijkheid van de werknemer
Volgens artikel 18 van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 genieten werknemers, op enkele uitzonderingen na, immuniteit op het vlak van burgerlijke aansprakelijkheid.
Als een werknemer tijdens de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst de werkgever of een derde schade berokkent door een fout, is hij alleen aansprakelijk in geval van:
- bedrog (opzettelijke fout) (bijv. diefstal);
- een zware fout (onopzettelijke en onvergeeflijke fout) (bijv. rijden in staat van dronkenschap);
- een herhaaldelijke lichte fout (bijv. opeenvolgende kastekorten).
De wet van 7 februari 2024 schaft artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 niet af en wijzigt dat ook niet. De bovenvermelde regels blijven dus van toepassing vanaf 1 januari 2025.
Verhaal van derden
Situatie tot 31 december 2024
Als een werknemer tijdens de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst een fout maakt en daardoor schade aan een derde berokkent, spant die derde doorgaans een rechtszaak aan tegen de werkgever van de werknemer om de schade vergoed te krijgen.
Quasi-immuniteit van de werknemer
In principe kan de werknemer immers niet rechtstreeks burgerlijk aansprakelijk worden gesteld door een derde.
Verhaal tegen de werkgever
Overeenkomstig artikel 1384, 3e lid van het Burgerlijk Wetboek is de werkgever burgerlijk aansprakelijk voor de schade die zijn werknemer veroorzaakt tijdens de uitvoering van diens arbeidsovereenkomst.
Met andere woorden, ongeacht de ernst van de fout moet de werkgever de derde partij schadeloosstellen.
Als de schade het gevolg is van bedrog, een zware fout of een herhaaldelijke lichte fout van de werknemer, kan de werkgever de bedragen die hij aan de derde heeft betaald nadien terugvorderen van de werknemer.
Situatie vanaf 1 januari 2025
Als een werknemer tijdens de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst een fout maakt en daardoor schade aan een derde berokkent, zal die derde zich tot de werkgever of tot de werknemer kunnen richten om de schade vergoed te krijgen.
Verhaal tegen de werkgever
De wet van 7 februari 2024 schaft artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek af en vervangt het door artikel 6.14 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. De huidige regels worden echter niet fundamenteel gewijzigd.
Als de derde beslist de werkgever te vervolgen, is de werkgever verplicht, ongeacht de ernst van de fout, de derde schadeloos te stellen.
De werkgever kan nadien de bedragen die hij aan de derde heeft betaald, terugvorderen van de werknemer als de schade het gevolg is van bedrog, een zware fout of een herhaaldelijke lichte fout van de werknemer.
Verhaal tegen de werknemer
De derde zal de werknemer rechtstreeks kunnen vervolgen (= opheffing van de quasi-immuniteit van de werknemer).
In dat geval zal de werknemer nog altijd de verweermiddelen kunnen inroepen die hij tegen zijn werkgever kan inroepen, zoals (in het bijzonder) de immuniteit van aansprakelijkheid waarin artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 voorziet.
De wet van 7 februari 2024 zal het de werknemer ook mogelijk maken tegen de derde dezelfde verweermiddelen in te roepen als de verweermiddelen die zijn werkgever kan inroepen op basis van de overeenkomst tussen de werkgever en diens medecontractant (de derde) en die betrekking hebben op de uitvoering van de verbintenissen waaraan de werknemer meewerkt.
Voorbeeld - Een werknemer, een computerspecialist, voert een opdracht uit bij een klant van zijn werkgever. Tijdens die opdracht beschadigt hij materiaal dat de klant hem ter beschikking stelt. De werkgever en de klant hebben een contract gesloten dat voorziet in een beperking van het bedrag van de schadevergoeding die in dat soort van situaties verschuldigd is. Als de klant beslist de werknemer rechtstreeks te vervolgen, zal de werknemer die beperking als verweer kunnen inroepen.
Opgelet! De werknemer zal de verweermiddelen die voortvloeien uit de overeenkomst tussen de werkgever en diens medecontractant (de derde) niet kunnen inroepen als de schade het gevolg is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of van een fout die is gemaakt met de bedoeling schade te veroorzaken.
Om te anticiperen op de risico's die voortvloeien uit de inwerkingtreding van deze nieuwe regels raden wij je aan:
- de contracten die je met je medecontractanten (bijv. je klanten) hebt gesloten, te herzien en (indien nodig) aan te passen;
- (indien nodig) een geschikte verzekering af te sluiten.
Bron:
- Wet van 7 februari 2024 houdende boek 6 "Buitencontractuele aansprakelijkheid" van het Burgerlijk Wetboek, B.S. 1 juli 2024.
Dit bericht delen: