Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid: wijzigingen op til
Om de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij ploegenarbeid te genieten, moeten de ploegen hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als qua omvang. Dat dit werk hetzelfde moet zijn is volgens het Grondwettelijk Hof niet in strijd met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.
Deze uitspraak van het Grondwettelijk Hof dreigt de toepassing van de vrijstelling te ondergraven. Om deze reden werkt de Regering momenteel aan een bijsturing van de fiscale maatregel tot eind 2026. Deze bijsturing zou ondernemingen meer rechtszekerheid moeten bieden bij de toepassing van de vrijstelling.
Context
Om de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid te genieten, moet uw onderneming een onderneming zijn waarin ploegenarbeid wordt verricht die voldoet aan volgende voorwaarden:
- Het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers;
- De ploegen doen hetzelfde werk zowel qua inhoud als qua omvang;
- De ploegen volgen elkaar in de loop van de dag op zonder onderbreking. Een onderbreking tussen de opeenvolgende ploegen die maximaal 15 minuten bedraagt wordt hierbij niet in aanmerking genomen;
- Er is geen overlapping van meer dan een vierde van hun dagtaak tussen de opeenvolgende ploegen;
- Alle werknemers die ploegenarbeid verrichten, ontvangen een ploegenpremie. De ploegenpremie moet ten minste 2% bedragen van het bruto-uurloon en moet vanaf 1 april 2024 worden opgenomen in een cao, het arbeidsreglement of de arbeidsovereenkomst.
Bovendien kan deze maatregel enkel toegekend worden voor werknemers die in de betrokken maand tenminste één derde van hun arbeidstijd in ploegenarbeid zijn tewerkgesteld.
Ploegen doen hetzelfde werk qua omvang
De wet verduidelijkt niet aan de hand van welke criteria ‘de omvang’ van het werk moet worden geëvalueerd om te kunnen bepalen of de omvang van het werk van de ploegen al dan niet dezelfde is.
De invulling van het begrip ‘hetzelfde werk qua omvang’ moet vooral worden afgeleid uit rechtspraak, circulaires, parlementaire documenten en eventuele standpunten van de FOD Financiën. In de praktijk zorgt deze voorwaarde bijgevolg dan ook voor de nodige interpretatieproblemen.
Vragen voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof
De vragen die aan het Hof werden voorgelegd door het Hof van Cassatie hebben betrekking op twee zaken die werden behandeld door het Hof van Beroep te Antwerpen.
De eerste zaak betrof een onderneming die bijstand verleent bij autopech waarbij de omvang van het werk van de ploeg van wegenwachters varieert volgens piek- en daluren. Volgens het hof van Antwerpen was niet voldaan aan de definitie van ploegenarbeid omdat de omvang van het werk op ploegniveau moet beoordeeld worden en niet op het niveau van elke werknemer afzonderlijk.
In de tweede zaak werd de vrijstelling deels toegestaan aan een werkgever die autobussen en autocars voor openbaar vervoer en leerlingenvervoer van De Lijn exploiteert. Het hof van Antwerpen aanvaardde de vrijstelling ten aanzien van de ploegen die qua omvang van het werk ‘vergelijkbaar’ zijn. De Administratie ging hier niet mee akkoord omdat vereist zou zijn dat de omvang van het werk ‘dezelfde’ is, niet ‘vergelijkbaar’.
Het Hof van Cassatie stelt aan het Grondwettelijk Hof de vraag of er schending is van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in de mate dat:
- enkel ondernemingen waarin de ploegen dezelfde omvang van het werk verrichten, zoals in de industriële sector, de vrijstelling kunnen genieten terwijl ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploeg varieert volgens piek- en daluren uitgesloten worden van de vrijstelling;
- de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen vergelijkbaar maar niet dezelfde is, uitgesloten worden van de vrijstelling.
Geen discriminatie of ongelijkheid
Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel niet wordt geschonden in de twee vragen die haar worden voorgelegd.
Uitgaande van de loonkostenhandicap die België heeft ten opzichte van andere landen, heeft de wetgever met de maatregel de competitiviteit van ondernemingen die werken met ploegenarbeid willen versterken, door middel van een compensatie van de extra kosten verbonden aan ploegenarbeid.
Hoewel de wetgever met de maatregel in hoofdorde de ploegenarbeid in de industriële sector blijkt voor ogen te hebben gehad, werd uitdrukkelijk gekozen het toepassingsgebied van de maatregel niet te beperken tot die sector.
Daarnaast heeft men met de voorwaarde ‘hetzelfde werk doen qua omvang’ de kosten van de maatregel binnen de perken willen houden en misbruik van de vrijstelling willen voorkomen.
Dit zijn volgens het Grondwettelijk Hof legitieme doelstellingen om een onderscheid te rechtvaardigen. In die zin oordeelt het Hof dat het niet onredelijk is dat de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen dezelfde is, in aanmerking komen voor de vrijstelling, terwijl dat niet het geval is voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk varieert volgens piek- en daluren en voor de ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen niet dezelfde, maar vergelijkbaar is.
Wat brengt de toekomst?
Zoals hoger vermeld, verduidelijkt de wet niet aan de hand van welke criteria ‘de omvang van het werk’ moet worden geëvalueerd om te kunnen bepalen of de omvang van het werk van de ploegen al dan niet dezelfde is.
Het was dan ook afwachten of de uitspraak van het Grondwettelijk Hof zou zorgen voor een strengere interpretatie van het begrip ‘ploegenarbeid’ in geval van een fiscale controle. Betwistingen over de invulling van het begrip ‘hetzelfde werk qua omvang’ riskeerden echter toe te nemen.
Om deze reden maakt de Regering momenteel werk aan een bijsturing van de maatregel tot eind 2026. Deze overgangsmaatregel moet ondernemingen rechtszekerheid bieden bij de toepassing van de vrijstelling. De volgende regering wacht dan de taak een noodzakelijke hervorming van de vrijstelling door te voeren.
De bijsturing zou ondernemingen waarin de omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen niet dezelfde is, toch de mogelijkheid bieden een vrijstelling, zij het dan wel een lagere, te genieten, de zogenaamde bisvariant.
Impact voor uw onderneming?
Als u de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bij ploegenarbeid toepast, is het belangrijk zich bewust te zijn van de interpretatieproblemen en mogelijke risico’s met betrekking tot de toepassing van de vrijstelling.
Aangezien de Regering momenteel werkt aan een aanpassing van de vrijstelling, is het nog even afwachten hoe deze er concreet zal uitzien en wat de impact hiervan zal zijn voor uw onderneming. De keuze tussen het toepassen van de bestaande vrijstelling of de toepassing van de bisvariant zal echter een vraag zijn die moet worden beoordeeld.
Wij volgen de ontwikkelingen op de voet.
Bron:
- GwH 8 februari 2024, nr. 21/2024, Persbericht van de minister van Financiën.
Dit bericht delen: